BERGEIJK VERHAAL
Onze Kisumu-band met Bergeijk had een lange aanloop. In 1977 arriveerde ik in Kisumu om het Pandipieri stadsapostolaat te beginnen. Een jaar later werd ik gevraagd om te schrijven over de missiegeschiedenis van het Kisumu gebied. Dertien jaar heb ik er over gedaan: archieven uitgeplozen, mensen geïnterviewd, en in vier delen de karavaantocht van de eerste Mill Hill pioniers van 1895 zelf nagelopen. Ik leerde die route dus goed kennen, en voor de viering van het eeuwfeest van die pioniers besloot ik om hun karavaantocht in 1995 met een grote groep te gaan lopen. Mijn broer en schoonzus Eugene en Lidy uit Waalre besloten mee te gaan, en gingen serieus trainen in de omgeving van Eindhoven. Dat kwam een journalist van het Eindhovens Dagblad ter ore, en hij publiceerde een ontmoetingsgesprek met hen. Tiny Rombouts uit Bergeijk las dit en sloot zich bij onze groep aan. Zo raakte zij bekend met Kisumu. Toen de pastoor van Bergeijk, Wim van Bergen, enkele jaren later zijn gouden jubileum vierde wilde hij dat feest delen met een armere parochie in Afrika. Door Tiny was het contact gauw gelegd. Het bloeide uit tot een formidabele stichting, die twintig jaar lang veel goeds heeft gedaan. Zoals het gaat met levende dingen, de ouderdom heeft nu toegeslagen, en de Bergeijkse gemeenschap voelt de noodzaak om het programma af te bouwen. Ik heb aan deze vrienden een brief gestuurd over het mooie werk waarmee zij al die jaren bezig zijn geweest. Deze brief deel ik nu gaarne met jullie allemaal. Hier is ie.
Dierbare Bergeijkse Broeders en Zusters,
Nu het einde van jullie Jumelage met Kisumu in zicht komt, en Zuster Bernadette vanuit Pandipieri jullie al een prachtige dankbrief heeft geschreven wil ik niet achterwege blijven met een beschouwing over wat we tezamen gedaan hebben. Ziehier.
Over de hele wereld worden gemeenschappen van elkaar gescheiden door muren. Het Evangelie nodigt ons uit om daar wat aan te doen, zodat mensen familie van elkaar kunnen worden. Er zijn verschillende manieren waarop muren doorbroken kunnen worden.
Een eenvoudige manier is een doorgeefluik. En de meest populaire. Zo kunnen welgestelden op simpele wijze hun bezittingen delen met behoeftigen. De rechterhand kan precies weten wat de linkerhand doet, de gevers kunnen eisen stellen aan de ontvangers, en beide partijen hoeven zich niet in de pot te laten kijken. Om alles goed te laten gaan moeten hoofden en handen wel op volle toeren draaien. Veel ontwikkelingsorganisaties werken aldus. Het doorgeefluik heeft voordelen. Er is transparantie; het schenkt voldoening aan de gever; het brengt vaak goede resultaten teweeg bij de ontvanger. Er zitten echter ook nadelen aan. Handen en hoofden worden ingeschakeld, maar harten nauwelijks. Het doorgeefluik schept geen band. Of misschien toch wel, maar dan een band van rijkaard en bedelaar. En bij de ontvangers steken jaloezie en corruptie al gauw de kop op.
Een grotere doorbraak in de muur van isolement is het venster. Daardoor kunnen ook dingen gegeven worden, maar het laat bovendien meer menselijk contact toe: je kunt bij elkaar naar binnen kijken. Dat stimuleert de opbouw van wederzijds vertrouwen. “Vertrouwen is sociaal kapitaal” zeggen moderne filosofen. Pas wanneer het hart zijn rol speelt wordt de gemeenschap gezond, zegt het Evangelie. Het venster wordt gebouwd door persoonlijke contacten, het uitwisselen van nieuws, het vormen van een gezamenlijke geschiedenis. De muur wordt hiermede op sterkere wijze doorbroken: er kan tussen gemeenschappen vriendschap ontstaan. De nadruk ligt niet louter meer op financiën; mensen willen betrokken worden in elkaars zorgen.
Behalve het doorgeefluik en het venster is daar ook nog de deur. Door een deur kunnen mensen bij elkaar op bezoek, kunnen ze elkaar op persoonlijke titel leren kennen. Men geeft niet langer een donatie, men geeft zichzelf. Persoonlijke betrokkenheid is geen eenrichtingsverkeer, het gaat over en weer. Door de open deur krijgen dingen een eigen kleur; je wordt familie van elkaar: broeders en zusters. Deze relatie hoeft ook niet duur te zijn; het bevordert een aardige vorm van rijkdom: vindingrijkheid. Daardoor kunnen kleine dingen een lading van vriendschap krijgen.
Vanaf het begin is het ons gelukt om het Kisumu-programma een open deur te laten zijn. Er zijn persoonlijke banden gelegd, er zijn vele initiatieven gelanceerd, aarde uit Bergeijk is verwerkt in het nieuwe middenschip van de parochiekerk, een parochiehal is geschonken, duizenden Euro’s zijn overgemaakt voor de opleiding van kwetsbare jonge meisjes, “Kisumu” is in Bergeijk en omgeving een begrip geworden. Maar, alles wat groeit wordt oud; ook familieleden worden oud. En bij ouderdom gaan deuren makkelijk dicht. Mensen in Bergeijk die de last gedragen hebben voelen dat ze niet genoeg energie meer hebben om op de oude voet door te gaan. Wat moet er nu gebeuren?
Ik denk dat we moeten kiezen voor dingen die niet arbeidsintensief zijn. Laat evenementen vallen, zoals Afrika-dagen op de Markt. Maar misschien is het wel mogelijk om op bepaalde dagen groeten te sturen of korte nieuwsberichten. Geldstromen moeten wellicht ophouden; maar misschien kan men mensen uitnodigen om bij vieringen in plaats van geschenken bijdragen voor Kisumu te doneren. En een jaarlijkse Kisumu-Mis is wellicht nog wel een haalbaar iets. Ook zou ik het Kisumu comittee niet afschaffen maar gewoon op non-actief zetten. Zo blijft Kisumu toch nog voortleven in het parochiële bewustzijn, en blijft zelfs de mogelijkheid daar om bij wijze van bijzondere vakantie eens bij vrienden in Kisumu op bezoek te gaan.
Hans Burgman. September 2020